'Als ik hem honderd shilling geef laat hij me door, laat hij me hier niet in de stromende regen staan en ben ik voor het donker thuis…'. Een wel erg aantrekkelijke gedachte die steeds weer door mijn hoofd schiet. Maar gelukkig is die andere gedachte sterker, die gedachte die me verteld dat ik schuldig ben aan corruptie als ik hem honderd shilling(1 euro) geef terwijl ik nog in mijn vorige blog geschreven heb dat corruptie klein begint en groot eindigt en dat ik daar niet aan wil meehelpen. We staan voor de poort van Kodiaga Prison en de soldaat die ons door moet laten geniet van het feit dat hij over de macht beschikt om een blanke te stoppen. Hij komt met belachelijke vereisten waar we aan moeten voldoen voor we naar binnen mogen terwijl andere mensen in en uit lopen en alleen een glimlach genoeg is.
Na bijna een uur zucht hij nog eens diep, en verteld hij ons op plechtige wijze dat we voor deze ene keer, bij grote uitzondering naar binnen mogen. Hij laat ons duidelijk merken dat we hem wel heel dankbaar mogen zijn voor zijn fantastische hulp.
We zijn in Kodiaga om Cedrick op te zoeken. Cedrick is een 15-jarige straatjongen die bij een ontsnappingspoging uit de kindergevangenis waar we normaal werken betrapt is waardoor hij zonder pardon naar de gewone gevangenis gestuurd is. De kindergevangenis is al geen fijne plek om te zijn maar de gewone gevangenissen in Kenia zijn volgens kranten de slechtste van heel Afrika en ‘Een hel op aarde’. Nu ik er ben kan ik me er iets bij voorstellen, de hoge poorten met tralies, de grote lege pleinen met alleen een paar soldaten die de wacht houden, gevangenen die rondlopen in gestreepte pakken, en lege blikken in hun gezicht, het doet me denken aan wat je ziet in films over concentratiekampen. In deze gevangenis zitten bijna 2000 mensen hun straf uit, sommigen zijn er maar kort, maar anderen zitten er 30 jaar voor soms hele kleine misdrijven, de straf die je krijgt lijkt vaak af te hangen van het humeur van de rechter.
Gevangenen worden sterk gescheiden gehouden van de rest van de wereld, we mogen met Cedrick praten maar dan wel door 3 lagen gaas in een donker kamertje waardoor we hem haast niet kunnen zien. Hij zegt blij te zijn dat we er zijn maar hoewel het donker is schrik ik van wat ik zie, in een paar weken lijkt het alsof hij jaren ouder geworden is, hij heeft een lege blik in zijn ogen en zijn mond staat droevig. Hij verteld over het harde leven in de gevangenis, het vele werk, de strenge straffen. Vaak is er niet genoeg eten, maar dat is het ergste nog niet. Hij verteld hoe de mannen onderling verkrachtspelletjes spelen en hoe de zwakken daar de dupe van worden. Terwijl hij dit zegt kijkt hij weg en ik begrijp wat hij niet zegt. Hij is de jongste, de minst geharde, een van de zwakken. De lege, trieste blik in zijn ogen is begrijpelijk en ik heb zin om te huilen. Dit is zo ver van hoe God de wereld gemaakt heeft.
Het meegebrachte fruit mogen we niet aan hem geven. Alleen de zeep, de tandenborstel en de tandpasta mogen we na langdurige inspectie door de soldaten voor hem achterlaten. We bidden samen, maar het voelt zo oneerlijk om iemand in zijn situatie te zeggen dat God er altijd voor hem is, dat God een plan met zijn leven heeft. Alsof ik me er vanaf maak, ik heb gemakkelijk praten. Ik heb vrijheid, ik heb eten, ik heb alles wat ik nodig heb, en veel luxe die ik helemaal niet nodig heb.
Terwijl we het gebouw uitlopen proberen de soldaten gesprekjes met me aan te knopen, ze maken domme grapjes en vragen met een flirterig blik wanneer ik terug kom.
Ik heb geen zin in antwoorden, ik weet dat zij niet schuldig zijn aan wat ik zie, ik weet dat zij ook maar hun taak uitvoeren en thuis waarschijnlijk liefhebbende echtgenoten en goede vaders zijn... Maar toch...
1 opmerking:
'k bid voor cedrick, de mannen in de gevangenis en voor jou :)
Een reactie posten